Portraits at Work

 A selection of portrait photography showcasing people in their professional reality. This series will be published in a book, including interviews.

 

Jan van de Laar — beeldend kunstenaar, muzikant, tekstredacteur

 

Ik was al helemaal gek van muziek op mijn twaalfde, dertiende. Op mijn vijftiende heb ik een basgitaar gekocht. Eerst een akoestische gitaar trouwens, en later die basgitaar. En niet veel later zat ik in een schoolband. In 1984 ging ik in Amsterdam wonen, een bewuste keuze, vanwege Paradiso, muziek. En vanaf dat moment tot ongeveer 1994 heb ik altijd in bands gespeeld. Altijd gitaar-georiënteerd.

De eerste band die goed draaide was een punkband. Met heel snelle songs, we speelden 25 nummers in een uur of zo. Dat was erg leuk. Veel opgetreden, ook een keer in het buitenland. Toen kwam nog een band, dat ging ook erg lekker. Daarmee hebben we in Paradiso gespeeld, in voorprogramma’s, maar we waren alleen lokaal bij een klein clubje mensen bekend. Dat was geen punk meer, maar alternatieve gitaarmuziek. We zitten dan begin jaren negentig. Beïnvloed door Nirvana: couplet / refrein, couplet / refrein, meerstemmige achtergrondzang. Lekker in het gehoor liggend, catchy nummers.

In 1996 of 1997 ben ik een halfjaar naar Amerika gegaan, en heb ik in de buurt van Atlanta gewoond. Ik had daar niks omhanden en ben toen met home recording begonnen. Gewoon op de computer, met een midiprogramma en een keyboard, waar je alle instrumenten uit haalt. Later, terug in Nederland, ben ik daarmee doorgegaan. Toen ging ik ook gitaar, basgitaar en samples gebruiken. Zingen deed ik niet, en om dat te ondervangen plakte ik er stukjes gesproken woord onder. Ik had een website ontdekt waar een paar duizend preken van Amerikaanse dominees op stonden. En zo’n Amerikaanse dominee spreekt het woord God uit als God-deh, met zo’n heel erg geprononceerde d op het eind. Die klanken in die preken klonken lekker, en die mannen hadden vaak een heel welluidende stem. En de onderwerpen natuurlijk: bijvoorbeeld de duivel. Een van de nummers die ik toen maakte heet ‘Damnation’. Daarin zegt die dominee dingen als: ‘We’re doomed’.

 

Je kunt mijn schilderijen op een bepaalde manier duiden alsof het een partituur is, of een muziekstuk. Ik heb het feitelijk over synesthesie.

 


Twee jaar geleden deed ik de redactie van het boek Pop & Art van Rick Blom. Ik vond dat een fantastisch boek: 60 interviews met Nederlandse en Vlaamse popmuzikanten over hun favoriete kunstwerk. Een aantal van die interviews raakten mij écht. Inmiddels was ik ook al jarenlang met kunst bezig, kunst kijken vooral. Ik vond een aantal schilders erg goed. Edward Hopper bijvoorbeeld. En vandaaruit ook veel Amerikaanse kunst, ook abstracte kunst. Pollock natuurlijk. Ik kwam vaak bij Amerikaanse kunstenaars uit, omdat wij in Amerika altijd wel naar musea gaan. Maar ook Nederlandse kunstenaars als Breitner en Israëls waardeer ik zeer.

Hoe het ook zij, in oktober 2022 was dat boek af, de zetproef was gereed. En toen dacht ik: weet je wat? Ik ga zelf schilderen! Dus de volgende dag ben ik naar Amsterdam gegaan en heb ik acrylverf, kwasten en papier gekocht. Thuis alles uitgestald en ben gewoon begonnen. Ik had wel een soort idee van hoe ik het wilde aanpakken: heel intuïtief. Bijvoorbeeld dat ik meerdere kleuren tegelijk op het papier doe en dan uitsmeer, of door elkaar smeer. Linnen doek boezemde mij een beetje angst in. Ik dacht: op papier kun je gewoon… als dat mislukt, maakt het niet uit. Maar later heb ik ontdekt dat het sowieso niet uitmaakt als iets mislukt, want je kunt er altijd weer overheen gaan.

 

Ik gebruik ook wel kwasten, maar voornamelijk een geodriehoek om de verf mee uit te smeren. Een paletmes gebruik ik ook wel. En zo begon er in korte tijd iets te ontstaan, iets waarvan ik onbewust het idee had dat dat de stijl zou worden, dat dat de kant was die ik op wilde. Het was een virus dat oversloeg op mij, en ik ben er nog steeds niet van af. Het is alleen maar in hevigheid toegenomen.

Op een gegeven moment zag ik heel veel overeenkomsten tussen beeldende kunst en muziek. In termen van textuur, kleur. Je kunt mijn schilderijen op een bepaalde manier duiden alsof het een partituur is, of een muziekstuk. Ik heb het feitelijk over synesthesie: elementen die in het schilderij overheersen zouden dan coupletten kunnen zijn, de ondergrond zou het ritme kunnen zijn. Of wat ze weleens zeggen: knallende kleuren — dat ze bijna hoorbaar worden. Heel veel muzikanten zijn overigens ook beeldend kunstenaar.

Als je me vraagt naar een kunstenaar door wie ik ben beïnvloed of geïnspireerd, dan was het Jackson Pollock. Vanwege de chaos, en ook… Kijk, wat Pollock deed, was… In feite is het kliederen! Action painting, zo noem ik mijn werk inderdaad ook. Net zo lang totdat daar iets tevoorschijn komt. Enne… (lacht) ik denk eigenlijk dat kunst iets is wat iedereen zou kunnen. Het is een kwestie van je ervoor openstellen, en durven.

Wat dat laatste betreft, zelf zou ik wat ongeremder willen zijn. Die eerste periode ging het hartstikke lekker, maar dan ineens merk je dat je steeds vaker begint na te denken bij wat je doet. Dat je telkens weer de vraag stelt: wat is de volgende stap die ik moet zetten? Terwijl je dat eigenlijk moet zien uit te schakelen. Mensen zeggen weleens: dat kan mijn dochtertje van vier ook. Dan zeg ik: ja, dat klopt, want jouw dochtertje van vier wordt niet gehinderd door allerlei gedachtes, en wordt niet gehinderd door ‘dat kan niet’ of ‘dat mag niet’, ‘dat staat niet’, ‘dat is verkeerd’. Dat probeer ik dan ook, om die staat weer te bereiken, net zo onbevangen als een kind. De munststroming Cobra had dat ook: zij wilden loskomen van die dwangbuis van gedachten.


En als dan iemand tegen me zegt: dat kan mijn dochtertje van vier ook,
dan zou ik willen antwoorden: ‘Ja, dat klopt. Maar kan jij het ook?



De enige manier om mezelf ervan af te houden om na te denken, is door gewoon te gaan schilderen. Wachten op inspiratie, daar geloof ik niet in. Het is gewoon een kwestie van beginnen. En als het dan goed is – net als bij hardlopen – bij de eerste kilometer moet je door die grens heen. Dat merk ik ook met schilderen: als ik ’s ochtends begin, dan kan het soms moeizaam gaan. Maar je hoeft maar ergens een klodder verf te smeren, of weet ik veel wat, en dan: hé! Dan is het net alsof het gaspedaal een stukje verder wordt ingetrapt.

Wat dat nadenken, of eigenlijk niet nadenken, betreft: als ik iets nieuws begin, denk ik bijvoorbeeld, nou, ik zou best iets met blauw willen opzetten. Dus dat staat vast. En dan wit, rood erbij, beetje zwart. Dat is best vrij lukraak naar verftubes grijpen, soms. Ik weet op dat moment wel dat ik bijvoorbeeld geen paars wil gebruiken. Dus ik moet wel even kijken wat, wat, wat. Het is een beetje alsof je de hals van een gitaar… weet je, alsof je naar een akkoord zoekt. Meestal is er dus geen plan. Soms wel.

Ik liet eens iets aan een vriendin zien, en wat denk je dat ze zei? ‘Ah, jij hebt goed naar het werk van Gerhard Richter gekeken.’ Die kende ik helemaal niet! (lacht) Ik zweer het je, die kende ik helemaal niet.

Maar ik blijf erbij: zou iedereen die het wil, zou het in principe kunnen. Wat ook zo is: je weet nooit waar het zal eindigen. Er is een grote factor van onzekerheid. Je kunt namelijk ook – dat heb ik vaak gehad — dan ligt er iets dat er goed uitziet, maar laat ik nog eventjes één streepje toevoegen. Totaal verpest. Dat is zo spannend! Durf ik nog een stapje naar de rand te zetten?

 

Hoe ik weet wanneer een abstract schilderij af is? Dat vind ik nog steeds erg moeilijk. Net zoals met nummers maken. In de oefenruimte kun je tot in lengte van dagen schaven en peuteren, maar op een gegeven moment wordt het er niet beter op. Sterker nog: dan componeer je het kapot. Alle lucht pers je eruit. Ik heb gemerkt dat dat voor schilderijen ook kan gelden. Ik heb wel geleerd: als ik twijfel, dan moet ik even stoppen. En als ik helemaal vastzit, als ik denk: dit wordt niks, dan laat ik alle remmen vieren en denk ik: oké, ik kan er toch niks meer aan verpesten, dus hupsakee, eroverheen. En dat werkt vaak heel goed. Omdat ik dan vaak dingen doe die ik normaal niet zou doen.

Met muziek heb ik dat ook gemerkt. In die tijd van mijn bands was dat wat lastiger, omdat je altijd met andere mensen te maken had. Met die punkband wilden de drummer en ik niet meer dat hakketakke, dat hele snelle, maar ook wat lager tempo en nummers wat meer uitwerken. Met name voor de zanger was dat soms wel moeilijk, maar daar kwamen op een gegeven moment wel weer leuke dingen uit voort. Dan verlaat je het bekende pad, en daar kun je weleens zenuwachtig van worden, want je weet niet waar je uitkomt.

Ik ben nu twee jaar bezig en ik heb er zo’n duizend gemaakt. Nee, die heb ik niet allemaal bewaard. De eerste vijf-, zeshonderd, dat was allemaal heel snel werk. Vijf minuten. Dus dan maak je er wel tien op een dag. In eerste instantie werkte ik alleen op papier, maar dit jaar [2024] werd ik uitgenodigd om deel te nemen aan een expositie in een Amsterdamse galerie, het Vrij Paleis in de Paleisstraat. Toen vond ik de tijd rijp om maar eens met doeken tevoorschijn te komen. Toen ben ik voor het eerst op canvas begonnen. Eerst op niet al te groot formaat, veertig bij vijftig, maar dat ging wel redelijk. Vervolgens ontdekte ik een groter formaat: zestig bij tachtig, en dat is perfect voor mij. Je kunt zwierige bewegingen maken. Het is niet te klein en het is niet te groot. Ik vind het een ontzettend lekker formaat.

In het begin dacht ik wel: als ik in dit tempo op canvas ga werken, dan staat zo meteen het hele huis vol. Een website om mijn werken te verkopen heb ik nog niet. In feite kun je met Instagram al een heel eind komen. Dat is dus de volgende fase. Ik heb hard geoefend de afgelopen twee jaar, en ik krijg heel goeie reacties. Ook op die expositie kreeg ik heel goede respons. Eén schilderij verkocht.

 

Ik ben nu twee jaar bezig en ik heb er zo’n duizend gemaakt.



Bij mijn serie New Adventures zie ik niet gauw gebeuren dat het nieuwe eraf gaat. Vandaar dat ik het ook ‘New Adventures’ noem, omdat ik elke keer weer het gevoel heb dat ik iets nieuws beleef. Net als het dagelijks leven. Zet een stap buiten de deur en je beleeft wel iets nieuws.

Titels aan schilderijen geven vind ik best lastig. Soms schiet me wel iets te binnen, een woord of wat dan ook. Maar dan beperk je jezelf meteen. Als je er dan een betekenis aan geeft, dan…

Het schilderij dat ik verkocht — ik leidde die vrouw rond daar op de expositie, en ze bleef voor mijn schilderij staan. En ze zei: ‘Dat doet me denken aan dat je ’s winters buiten loopt, en dat je dan voorbij een huis komt, en dan kijk je naar binnen en het is daar warm en knus.’ En dat is dus precies wat je zoekt, dat iemand dat soort ideeën krijgt bij het zien van je werk. En zonder dat ik daartoe een hint heb gegeven. Ik had er zelf een ander beeld bij. Maar het raakte haar en ze kocht het uit volle overtuiging.

Abcoude, december 2024


Jan van de Laar is, behalve beeldend kunstenaar en muzikant, ook tekstredacteur. Onder zijn eindredactie verschijnt in 2025 de autobiografie Rudeboy, geschreven door de frontman van de Nederlandse crossoverband Urban Dance Squad.


Het werk van Jan van de Laar is te zien op Instagram: www.instagram.com/zeg_maar_alfons